„Binnen één generatie zal de EU mijns inziens 30 leden hebben, van de Baltische landen via de Balkan tot Turkije - een gemeenschap van weergaloze culturele, politieke en economische verscheidenheid en vitaliteit. Het zal een groter Europa zijn dan Karel de Grote ooit heeft durven dromen, een weerspiegeling van ons inzicht, dat Europa tenslotte evenzeer een verenigend idee als een bijzondere plaats is. Een uitgestrekt continent met verschillende volkeren met een gemeenschappelijk lot, gemeenschappelijke spelregels en gemeenschappelijke waarheden - dat etnische en religieuze haat onacceptabel, mensenrechten onaantastbaar en algemeen geldig onze verschillen een bron van sterkte en niet van zwakte zijn en conflicten door argumenten, niet met wapengekletter dienen te worden bijgelegd. Ik ben ervan overtuigd, dat de Verenigde Staten de meest ambitieuze inspanningen van Europa voor zijn eenheid verder dienen te ondersteunen. En ik geloof, dat Europa, terwijl het sterker wordt, ons bondgenootschap zou moeten versterken. Het bondgenootschap was een halve eeuw lang het fundament van onze veiligheid. Het kan het fundament zijn, waarop wij onze gemeenschappelijke toekomst opbouwen.”