„Als de christenen onder elkaar een verzoening proberen te bereiken, is dit nooit een doel op zichzelf, maar gaat het er ook niet om, grotere menselijke slagkracht te bereiken. Het gaat er geheel en al om, dat de verzoende christenen zuurdesem van de vrede en het vertrouwen in de hele mensheidsfamilie, onder gelovigen en ongelovigen, zouden zijn. […] Wij allen weten, dat Europa met grote zones van onverschilligheid ten opzichte van het geloof is bedekt, met kerken, waarin vaak geen jongeren te vinden zijn. Op de hele aarde zijn er echter zeer vele tekenen van onzelfzuchtigheid, waarvan het leven van zo vele volwassenen, jongeren en zelfs kinderen doordrenkt is. Door hen kunnen wij vermoeden, dat wij een tijd van vrees en wantrouwen achter ons laten en er een tijd van vertrouwen en goedheid des harten aanbreekt.”