“Wij hebben een gemeenschappelijke achtergrond: de christelijke cultuur en beschaving, die door Karel de Grote en de Engelsman Alcuinus, als één van zijn trouwste medewerkers, nieuw leven in geblazen werd. We leven in dezelfde industriële maatschappij, we zijn deel van de dezelfde vitale wereldhandel en we hebben, nu voor het eerst, dezelfde strategische belangen. […] Voor Karel de Grote kon deze Europese eenheid een einddoel zijn, omdat Europa voor hem de wereld was. Voor ons kan dit slechts een middel naar het doel zijn. Het moet ons doel zijn Europa blijvend een leidende rol te laten spelen in een wereld waarin het niet langer meer het enige machts- en invloedscentrum is. […] En natuurlijk zijn de Europese gemeenschappen zelf het uitstekende voorbeeld voor de capaciteit van Europa om nieuwe oplossingen te vinden voor de grote problemen van onze tijd. Democraten, goede vrienden en bondgenoten, pioniers op het gebied van technische ontwikkeling, voorvechters van een grotere handelsvrijheid, vernieuwers op het gebied van internationale samenwerking, toonaangevend bij de oplossing van wereldproblemen – zo moet de rest van de wereld ons, Europeanen, zien.”