„Ik denk aan een Europa zonder zelfzuchtige nationalismen, waarin de naties worden waargenomen als levende centra van culturele rijkdom, die het verdient, om ten voordele van allen te worden beschermd en gestimuleerd. Ik denk aan een Europa, waarin de grote verworvenheden van de wetenschap, de economie en het sociale welzijn zich niet op een zinledig consumisme richten, maar in dienst van alle mensen in nood en van de solidaire hulp voor die landen staan, die eveneens het doel van de sociale zekerheid nastreven. Moge Europa, dat in zijn geschiedenis zovele bloedige oorlogen heeft moeten doormaken, een actieve factor van de vrede in de wereld zijn. Ik denk aan een Europa, waarvan de eenheid gebaseerd is op een ware vrijheid. De vrijheid van godsdienst en de maatschappelijke vrijheden zijn als edele vruchten op de humus van het christendom gerijpt. Zonder vrijheid is er geen verantwoordelijkheid: noch ten overstaan van God noch tegenover de mensen. […]. Ik denk aan een Europa, dat dankzij het engagement van de jonge mensen verenigd is. Met wat voor gemak begrijpen de jongeren elkaar, ongeacht bestaande geografische scheidslijnen! […] Het Europa dat mij voor ogen staat, is een politieke, ja zelfs meer nog een geestelijke eenheid, waarin christelijke politici van alle landen in het bewustzijn van de menselijke rijkdommen, die het geloof met zich meebrengt, handelen: geëngageerde mannen en vrouwen, die dergelijke waarden vruchtbaar laten worden, door ze in dienst van allen te stellen voor een Europa van de mens, boven wie het aangezicht van God schijnt. Dit is de droom, die ik in mijn hart draag en die ik u en de komende generaties bij deze gelegenheid wil toevertrouwen.”